Een router routeert netwerk verkeer tussen 2 netwerken. Dat gaat een stapje verder dan bij een switch, die zorgt er alleen voor dat het netwerkverkeer niet verder gaat dan de ethernet poorten die het betreft binnen één en hetzelfde netwerk.
Routeren gaat middels NAT (network address translation). Zo wordt de pagina die je op je thuis LAN hebt aangevraagd (intern IP adres), naar het internet gerouteerd, en de opgevraagde pagina verschijnt weer op je scherm.
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is iets wat op de meeste routers zit. Deze deelt dynamisch IP adressen (met DNS en default gateways en subnet mmasks) uit aan nieuw aangemelde computers. Zo hoef je je computer niet te configureren om op internet te kunnen.
Een Wireless Accesspoint regelt alleen de draadloze toegang. Wel MAC filtering, wel WPA, maar geen DHCP of NAT; dat zit in de router.