Misschien schept het onderstaande iets meer duidelijkheid. Dit is een juridische interpretatie van de Auteurswet (AW) van 1921.
Intellectuele eigendomsrechten:
Door het merk-, model- of auteursrecht van een ander kan een kunstenaar het gebruik in zijn werk van objecten waar zo'n recht op rust verboden worden. Ook hier is het vergeefs zoeken naar een uitdrukkelijke kunstexceptie en het feit dat een inbreuk makend werk als kunstwerk beschouwd moet worden speelt geen rol. In het volgende wil ik onderzoeken waar en of er ruimte is in kunstwerken toch meer toe te staan, dat wil zeggen of het mogelijk is beschermde werken, merken of modellen of onderdelen daarvan in muzikale, tekstuele of beeldende collages op te nemen. Met name voor de zogenaamde appropriation art is dit van belang; deze tak van kunst heeft namelijk als belangrijkste werkmethode de "letterlijke" overname van beelden of voorwerpen. In het vervolg zal eerst het auteursrecht onderzocht worden, vervolgens het merkenrecht en tot slot het modellenrecht.
Auteursrecht:
Door het auteursrecht van een ander kunnen kunstenaars in hun handelen als kunstenaar beperkt worden. Het auteursrecht geeft de rechthebbende het recht openbaarmakingen en verveelvoudigingen van zijn werk te verbieden. Vier mogelijke verweren kan de kunstenaar voeren. Ten eerste dat zijn werk geen verveelvoudiging maar een nieuw oorspronkelijk werk is, ten tweede, samenhangend met het voorgaande, dat het een parodie is, ten derde dat het leerstuk van de uitputting van toepassing is, en tot slot kan hij stellen dat zijn werk een citaat in de zin van 15a van de auteurswet (AW) is, en daarom geen inbreuk. Hieronder zal op de kansrijkheid van deze verweren worden ingegaan. Daarna zal bekeken worden in hoeverre de aan de auteur toegekende persoonlijkheidsrechten gebruik in kunstwerken in de weg kunnen staan. Tot slot zal aan de hand van een vergelijking met het Amerikaanse recht gegraven worden in de gronden van het auteursrecht om te onderzoeken in hoeverre van daaruit bezien overname in kunstwerken toegestaan zou (kunnen) zijn.
Geen verveelvoudiging maar een nieuw oorspronkelijk werk:
Wanneer in een werk beschermde onderdelen of trekken uit een ander werk zijn overgenomen is er sprake van een verveelvoudiging waartegen de eerste maker zich kan verzetten. De wetgever heeft in artikel 13 AW bepaald dat iedere gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet een nieuw of oorspronkelijk werk oplevert een te verbieden verveelvoudiging is. Hierdoor is bijvoorbeeld de vertaling van een boek of de bewerking ervan tot een film ook een verveelvoudiging waarop de eerste maker zijn verbodsrecht kan uitoefenen, daarvoor is het niet nodig dat van een letterlijke overname sprake is. Ook al is de hoeveelheid nieuw materiaal naar verhouding veel groter, overname van beschermde trekken zal toch verveelvoudiging opleveren; één gekopieerde foto of één pagina overgeschreven tekst in een boek van tweehonderd pagina's zal vrijwel zeker inbreuk opleveren.
Een letterlijke of precieze overname zal daarom altijd onder het verbodsrecht van de maker vallen, tenzij één van de beperkingen op het auteursrecht van toepassing is of het overgenomene niet auteursrechtelijk beschermd is. De Hoge Raad heeft bepaald dat "de vormgeving die uiting is van datgene wat de maker tot zijn arbeid heeft bewogen", datgene is dat auteursrechtelijk beschermd wordt. Hierdoor levert het "bezigen van hetzelfde materiaal, [het] bewerken ervan volgens een zelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode [of] het volgen van de stijl", niet een verveelvoudiging in gewijzigde vorm in de zin van artikel 13 AW op.
Hieruit volgt ook dat datgene wat de maker tot zijn arbeid bewogen heeft, het idee achter het werk, op zich zelf niet beschermd wordt. Daardoor is bijvoorbeeld het gegeven van een boek vrij. Er is pas sprake van inbreuk op het auteursrecht wanneer de compositie of de uiterlijke vorm ervan bewerkt of overgenomen wordt, dan zal sprake zijn van een "verveelvoudiging in gewijzigde vorm".
Bij beantwoording van de vraag of de compositie genoeg gelijkenis vertoont is beslissend of het essentiële ervan is gehandhaafd of niet. Bij muziekwerken wordt de melodie als de essentie van het werk gezien, daarom zal een nieuw arrangement of een nieuwe instrumentatie daarvan als een inbreuk beschouwd worden. Voor beeldende kunstwerken gelden vergelijkbare regels.
Letterlijke overname zal vrijwel altijd een verveelvoudiging opleveren, waardoor de appropriation art, waaronder bijvoorbeeld het urinoir van Duchamps valt, eigenlijk onmogelijk is gemaakt als de auteursrechthebbende zich verzet. Niet verboden is zich te laten inspireren door een ander werk. Daardoor zal niet iedere gelijkenis het auteursrecht van de eerste maker schenden. Dit houdt weer verband met het feit dat het idee en de werkwijze vrij zijn. Waar de grens tussen "geïnsprireed op" en "overgenomen van" ligt is een kwestie van feitelijke appreciatie, waarbij het totaalbeeld van de werken een rol speelt.
Uitputting:
Het uitsluitend recht op openbaar maken van het werk, dat de auteurswet de "maker" toekent, is "uitgeput", nadat de maker het werk "in het verkeer" heeft gebracht. Dit recht heeft dus betrekking op de eerste openbaarmaking. Verdere verspreiding van het werk onttrekt zich aan het verbodsrecht van de maker, is geen "openbaar maken" in de zin van de auteurswet. Echter, de uitputting geldt alleen het verspreiden van het werk. Het tentoonstellen of ten gehore brengen van een rechtmatig verkregen werk valt weer wel onder het verbodsrecht van de rechthebbende, omdat het een andere vorm van openbaar maken is.
Toen iemand openbaar gemaakte kalenderreproducties van werken van Rien Poortvliet op spaanplaat plakte en ze in die nieuwe vorm weer verkocht, bepaalde de Hoge Raad dat dit weer wel onder het verbodsrecht viel, omdat Poortvliet aan zijn uitgever alleen toestemming had gegeven zijn werk in een kalender openbaar te maken en niet om het als afzonderlijke reproductie te verspreiden. Hierdoor was zijn recht ten opzichte van openbaarmaking in deze vorm nog niet uitgeput. Kennelijk hangt het van de overeenkomst tussen maker en uitgever af in hoeverre het recht van de eerste uitgeput is. Hieruit volgt dat het leerstuk van de uitputting, afhankelijk van het bereik van de toestemming van de rechthebbende, de kunstenaar die het werk van een ander in zijn eigen werk wil gebruiken, geen soelaas kan bieden, omdat dergelijk gebruik een nieuwe vorm van openbaar maken is.
Overigens is in artikel 23 AW een "expositie exceptie" neergelegd. Het recht van de kunstenaar ten aanzien van zijn werk is uitgeput ten aanzien van openbaarmaking door de eigenaar in een tentoonstelling. Eveneens kan de kunstenaar zich er niet tegen verzetten wanneer die eigenaar het werk, om het te verkopen, in een catalogus opneemt, waardoor zelfs zijn recht tot het verbieden van verveelvoudigingen in dit opzicht uitgeput is. Bovendien is ook dit een nieuwe vorm van openbaarmaking waar hij niets tegen kan doen. Dit is een exceptie die in het algemeen tegen de kunstenaar werkt. Waarschijnlijk kunnen echter werken als de stofzuigers in de vitrine van Koons er van profiteren. In een recent arrest heeft de Hoge Raad, toen ze niet-uitdrukkelijke beperkingen op het auteursrecht toestond, aanknopend bij deze bepaling, gesteld dat een wederverkoper het etiket en de vorm van een flesje parfum, waarop de fabrikant het auteursrecht heeft, ondanks het verzet van de rechthebbende, toch in een folder kon opnemen. In beginsel kan de werking van de bepaling dus uitgebreid worden. In het vervolg zal echter blijken dat het niet waarschijnlijk is dat dat ten aanzien van gebruik van beschermde werken in kunst zal gebeuren.
Het gehele document is hier terug te vinden: http://www.ivir.nl/publicaties/overig/koelman/kunstexceptie.pdf