Even de terminologie:
Ervan uitgaand dat wij westerlingen als standaard een linkerkantlijn gebruiken (en dat is omdat je dan met minder moeite van het eind van de ene regel naar het begin van de volgende geraakt), kun je twee vormen van opmaak van tekst gebruiken:
1. vrije regelval, dus met een vaste woordspatie en regels van wisselende lengte (een variant is de vrije regelval met afbrekingen, die een gelijkmatigere rechter 'kantlijn' oplevert);
2. uitgevuld zetsel, dus alle regels even lang, met ook een strakke rechter kantlijn. Dit is in principe altijd met afbrekingen, omdat je anders lelijke grote woordspaties (want die worden gemiddeld over de hele regel) kunt krijgen, of dat met het super-lelijke ( F r a n s e n en Duitsers doen dat!) vergroten van de letterspaties probeert op te lossen.
In boeken is uitgevuld zetsel gebruikelijk omdat het aantal tekens en dus woorden per regel redelijk veel is - je mikt op 12 tot 14 woorden - en je door goed afbreken een mooi beeld kunt krijgen.
Voor kranten en tijdschriften is dat moeilijker omdat het aantal woorden per regel kleiner is (smalle kolom dus).
Voor ad hoc dingen zoals een portfolio waarbij de begeleidende teksten relatief kleine zetbreedtes hebben, zou ik vrije regelval gebruiken, met als uitgangspunt dat je tekstblokjes vooral rechts naast een afbeelding plaatst. Of je wel of niet afbreekt is een kwestie van esthetiek, maar hangt ook af van de aard van de tekst: veel lange woorden tegenover meest korte, etcetera.
Laat je nog eens zien wat het geworden is?