Prater in Wenen
En het stel zijn
Calafatti en Fortuna.
Ik ben er als kind geweest, maar wat ik me daar vooral van kan herinneren is niet het reuzenrad of die twee beelden, maar de
Toboggan, een houten toren met een honderd meter lange glijbaan, die iets verderop staat. Toen ik daar met mijn jute zak boven aankwam, zag ik net een moeder met een baby in de glijbaan stappen en ik besloot tot honderd te tellen, zodat de baan weer vrij zou zijn als ik aan mijn ritje begon, want als klein jongetje is het natuurlijk zaak dat je zo snel mogelijk gaat.
Dat bleek nog altijd veel te optimistisch, want ik begon net lekker vaart te maken of ik moest hard afremmen, omdat die muts zichzelf en haar worp in een slakkengang voortschoof, meer remmend dan voortglijdend. Ik heb nog gekeken of ik eruit kon klauteren en opnieuw naar boven kon lopen, dan tot duizend tellen om een nieuwe poging te wagen, maar dat zat er niet in. Eenmaal beneden stond het huilen me nader dan het lachen en tot overmaat van ramp maakte mijn moeder na mijn beklag ook nog eens zo’n stomme opvoedkundige opmerking.
Het is nog steeds raadzaam om baby’s bij mij weg te houden.